De POS
functie is nog krachtiger dan u denkt.
Bekijk even goed dit voorbeeld.
0010 begin
0020 dim A[1:5],A$[1:5]
0030 let A$[1]="alfa "
0040 let A$[2]="bravo "
0050 let A$[3]="charlie "
0060 let A$[4]="delta "
0070 let A$[5]="echo " De spaties zijn er voor de leesbaarheid
0075 print A${all}
0080 let A{all}=pos("a"=A${all})
0090 print A{all}
0100 let A{all}=pos("a"=A${all},1,0)
0110 print A{all}
De numerieke array krijgt het resultaat van de 'POS' functie van de string-array
Dus,
A[1]=pos("a"=A$[1])
A[2]=pos("a"=A$[2])
.....
.....
A[n]=pos("a"=A$[n])
En kent u deze ?
PRINT POS ( "abc" : "schaar" )
Let op ! Er staat geen 'is gelijk aan' teken maar een 'dubbelpunt'.
Er wordt hier gezocht naar 'a' of 'b' of 'c' in de zoekstring.
De functie geeft u als resultaat de positie die het eerste voorkomt en dat is die van 'c', dus 2.
PRINT POS ( "abc" ^ "schaar" )
Dit is net het omgekeerde.
Er wordt gezocht naar tekens die niet gelijk zijn aan 'a', 'b' of 'c'.